(8) Lezing gehouden op 15 april 2011 over "Over balken, parels, slangen en poorten" door Willem J. Ouweneel in de Ontmoetingskerk in Waddinxveen |
maandag, 12 september 2011 19:28 | |
Wij lezen het eerste gedeelte van Matthe?s 7; wij lezen vers 1 tot 14: "Oordeelt niet, opdat u niet wordt geoordeeld. Want met het oordeel waarmee u oordeelt, zult u worden geoordeeld en met de maat waarmee u meet, zal u worden gemeten. En wat ziet u de splinter in het oog van uw broeder maar de balk in uw eigen oog merkt u niet. Of hoe zult u tot uw broeder zeggen: laat mij de splinter uit uw oog wegdoen en zie de balk is in uw oog. Huichelaar, doe eerst de balk uit uw oog weg en dan zult u helder zien om de splinter uit het oog van uw broeder weg te doen. Geeft het heilige niet aan de honden en werpt uw parels niet voor de varkens opdat zij ze niet misschien met hun poten vertrappen en zich omkeren en u verscheuren. Bid en u zal gegeven worden. Zoekt en u zult vinden. Klopt en u zal worden opengedaan. Want ieder die bidt, ontvangt en die zoekt, vindt en die klopt, zal worden opgedaan. Of welk mens is er onder u aan wie zijn zoon om een brood zal vragen, zal hij hem soms een steen geven? Of ook om een vis vragen. Zal hij hem soms een slang geven? Als dan u die boos bent, goede gaven weet te geven aan uw kinderen hoeveel te meer zal uw Vader die in de hemelen is goede gaven geven aan hen die er Hem om bidden. Alles dan wat u wilt dat u de mensen doen, doet u hun ook zo want dat is de Wet en de Profeten. Gaat in door de nauwe poort want wijd is de poort en breed is de weg die naar het verderf leidt, en velen zijn er die daar door binnengaan. Hoe nauw is de poort en smal de weg die naar het leven leidt en weinigen zijn er die hem vinden." Tot zover lezen we uit het Woord van God. ? Er begint hier in hoofdstuk 7 heel duidelijk een nieuw gedeelte. Je kunt de bergrede op allerlei manieren indelen en daar zal ik u niet mee lastigvallen met al die verschillende indelingen maar je zou kunnen zeggen, dit hoofdstuk 7 handelt over deze kernvraag: wat zijn de ware en wat zijn de valse discipelen? En hoe kun je ze van elkaar onderscheiden? We hebben gezien heel in het begin dat de Here Jezus hier zijn discipelen aanspreekt. Alle schare die daar bijeen zijn die mogen toehoren, Hij heeft geen geheimen, maar het is gericht tot zijn discipelen. Alleen verderop in het boek wordt het nog duidelijker, discipelen die heb je in twee soorten. Denk maar aan de gelijkenis van de talenten bijna helemaal aan het eind. Je hebt boze en goede discipelen, boze en goede slaven, ware, trouwe en ook onware, ontrouwe discipelen. Hier zomaar ineens in vers 5 komt daar een woord, huichelaar, tevoorschijn dat in het vorige hoofdstuk uitsluitend werd gebruikt voor de anderen maar hier komt het opeens op de discipelen af. Want je moet in de spiegel kijken en dan misschien wel ontdekken dat hijzelf ook wel zulke trekken van de huichelaar kan vertonen. E?n van de eerste dingen die ons hier wordt voorgehouden, het eerste, is al meteen een heel lastig punt. Lastig in de eerste plaats omdat we ons er zo vaak aan bezondigen, een oordeel vellen over een ander, maar ook lastig omdat het tegelijkertijd in onze aard ligt opgesloten. We kunnen niet anders en dat is in zekere zin ook onvermijdelijk. Zodra we iemand leren kennen, we worden aan iemand voorgesteld, vooral als het een persoon is die voor ons belangrijk is, het zou je toekomstige baas of je toekomstige levenspartner of je toekomstige collega of buurman zijn dan vorm je onbewust, soms ook een beetje bewust onmiddellijk een oordeel over die ander. Want we willen allemaal weten wat voor vlees heb ik in de kuip? Met wie heb ik te maken? Dit zie ik van die persoon, dit is wat ik hoor en wat voor indruk wekt dat bij mij? Dat doen we allemaal en dat is ook goed. Het leven is vol bedreigingen en we moeten weten wat we aan de mensen hebben met wie we in contact komen. Sterker nog, als je dit hoofdstuk leest dan zie je dat de Here Jezus ons zelf aanmoedigt een oordeel te vormen over andere mensen. Ik noem maar een paar voorbeelden. In vers 5 zul je toch het verschil moeten leren kennen tussen een huichelaar en iemand die dat niet is. Je zult het verschil moeten leren kennen tussen iemand die een splinter in zijn oog heeft en een balk in zijn oog. We kunnen het daar moeilijk mee hebben. We kunnen denken dat de ander een balk in het oog heeft terwijl we zelf een splinter in het oog hebben. Ik bedoel eigenlijk andersom natuurlijk maar waar het omgaat is dat je in elk geval verondersteld wordt het onderscheid tussen die twee te kennen. En dat ook te kunnen vaststellen als je met mensen in aanraking komt. Of neem vers 6: geef het heilige niet aan de honden en werp uw parels niet voor de varkens. Dat woord gaat alleen maar op als wij verondersteld worden onderscheid te maken tussen honden en reine dieren, varkens en schapen. Er zijn mensen die honden zijn, varkens zijn en die moet je kunnen onderscheiden. Kortom, we worden hier zelfs aangemoedigd om een oordeel te vellen over allerlei mensen. Verderop gaat het nog over de valse profeten, vers 15: past u op voor de valse profeten. Nou, dan zul je toch moeten weten wie dat zijn? Als iemand zich als een profeet aandient, moet je dan toch een oordeel kunnen vellen of iemand een goede of een foute profeet is. En ten slotte gaat het nog over een wijs man en een dwaas man en dan moet je ook weer kunnen onderscheiden. Kortom, er is een manier van een oordeel vormen over elkaar die niet alleen goed is maar zelfs noodzakelijk. We kunnen niet zonder. Daar komt nog eens bij dat wij in de gemeente af en toe zelfs zogenaamde kerkelijke of gemeentelijke tucht moeten toepassen. In 1 Korinthe 5 staat: doe de boze uit uw midden weg, nou, dan zul je toch moeten kunnen vaststellen wie in ons midden zo'n boze is, een kwaadaardig mens. Dan moet je normen kunnen aanleggen om dat te beoordelen. Dat vind je in 1 Korinthe 5 uitvoerig beschreven, waaraan je zulke mensen kunt herkennen. Kerkelijke tucht zou niet mogelijk zijn als we nooit of te nimmer een oordeel over andere mensen zouden mogen oefenen. Dat zou niet eens kunnen. Dat kunnen we niet nalaten en het moet zelfs ook. Dit is nou zo'n typisch voorbeeld in de bergrede waar je een zwart-wit uitspraak hoort die wij in het licht van het geheel van de Schrift moeten nuanceren. Dat is niet om de kracht van het Woord weg te nemen, dat is veeleer om het Woord recht te laten varen. Je zult de Bijbel niet moeten laten buikspreken. Zwart-wit uitspraken worden genuanceerd als je ze naast een heleboel andere uitspraken legt; bijvoorbeeld zoals ik net zei, 1 Korinthe 5:13: doe de boze uit uw midden weg. En u moet beide teksten laten staan en dan vervolgens vraag je je af: waar zou de Here Jezus dan w?l op doelen? Nou, in de eerste plaats denk ik dat het oordelen nooit mag gebeuren vanuit een positie waarin jij je stelt boven de ander. Vandaar dat er onmiddellijk op volgt de kwestie van de splinter en de balk. En u weet best bij uzelf: we hebben allemaal die neiging. Je ziet een splinter bij een ander en terecht, laten we aannemen: die splinter is daar inderdaad en je zegt: ik wil je even helpen. Er zit een vuiltje in je oog, laat mij dat er even uithalen en met heerlijke Oosterse overdrijving zegt de Here Jezus: Je ziet nou wel een splinter in het oog van die ander, nou je zou eens in de spiegel moeten kijken, dan zou je een hele balk zien. Is natuurlijk onmogelijk maar dat is gewoon Oosterse hyperbool zoals dat in de letterkunde heet: een overdrijven. Dat is het eerste. Als je oordeelt moet je altijd bedenken dat als je met de vinger naar een ander wijst dat er drie vingers naar jezelf wijzen. Als je dat niet bedenkt dan heb je of weinig zelfkennis of je bent een huichelaar inderdaad. Stel je niet boven de ander. Er is een prachtig vers dat dat zo mooi illustreert, dat is Galaten 6:1: Broeders als iemand door een overtreding overvallen wordt, dat kan gebeuren, dan staat er niet, je moet niet oordelen, dat moet je wel. Je moet vaststellen dat dat zo is, alleen hoe ga je met hem om? Breng dan gij die geestelijk zijt, dat is de eerste voorwaarde, hem terecht in een geest van zachtmoedigheid, tweede voorwaarde, ziende op uzelf opdat ook gij niet in verzoeking valt, derde voorwaarde. Een oordeel over anderen vellen voor zover het nodig is, en soms is het nodig, zeker in zo'n gemeentelijke context, dan is dit de eerste voorwaarde: ziende op jezelf, bewust van je eigen zwakheden en tekortkomingen. Niet om je daardoor te laten remmen, zo van kijk maar naar jezelf, geneesheer genees uzelf, want dat is een jij-bak, dat betekent dan zouden we nooit een oordeel over een ander kunnen vellen want er is bij ons ook altijd wel wat aan te merken. Maar toch, stel je niet boven de ander; dat is farizees. Je hebt een enorm hoge dunk van jezelf, je plaatst jezelf op een voetstuk en vandaaruit beoordeel je dan je medemens. Dat getuigt wel van zeer weinig zelfkennis. In de tweede plaats, een oordeel is heel vaak ongepast. Je wordt vaak helemaal niet verondersteld om een oordeel te geven over een ander. Als je mensen een beetje beter kent heb je altijd meningen over mensen. Die kunnen heel gekleurd zijn maar er zit ook vaak een heleboel waarheid in en die mening is positief en negatief, vaak een mengeling. Maar het is niet nodig dat jij altijd je mening te berde brengt. Je hoeft niet tegen al je collega's voortdurend hen eraan te herinneren wat hun slechte eigenschappen zijn; dat is wel een extreem voorbeeld. Dat zou nou ongepast zijn. Het staat jou niet toe; het is niet aan jou om een dergelijk oordeel over een ander te vellen. En dat is ook weer iets van de Farizee?r. Je hebt vaak in gemeenten ook wel zulke mensen die menen iedereen te moeten kapittelen. En in zekere zin, maar dan met een dikke streep onder die woorden, hebben ze ook wel goede bedoelingen. Ze willen graag iedereen opvoeden en ze willen graag dat de gemeente vooral zuiver blijft. Maar weer: ze hebben zo weinig zelfkennis. Ze hebben een plaat voor hun hoofd, noemen we dat. Ze snappen niet dat het wel waar kan zijn wat ze zeggen maar dat de mensen er daarom niet altijd op gesteld zijn om het te horen. Dat het dus ook niet altijd aan jou is om die mening te berde te brengen. Je bereikt er ook niks mee. Het geeft jou misschien een stukje voldoening, dat je dat hebt gezegd. 'Ik heb het dan toch maar gezegd!' maar je dient er die ander niet mee. Je kweekt alleen maar een sfeer van verwijdering, afstandelijkheid. Mensen gaan je mijden want die zijn bang dat jij over hen ook wat te vertellen hebt. En in de derde plaats, dat is de derde reden waarom ik me kan bedenken waarom de Here Jezus zegt: oordeel niet! en dat is: je mag nooit oordelen over de motieven van een ander. Als iemand iets verkeerds doet, dan doet hij iets verkeerds. En soms zijn we geroepen om dat ook uit te spreken wat hij verkeerd doet. Maar wij zijn er als de kippen bij om daar vaak aan toe te voegen: ja, dat zal hij wel daar- en daarom doen. De volgende keer als u of ik dat doen dan hoop ik dat er innerlijk een belletje gaat rinkelen, een soort alarmklok, die zegt trrrrr...t, nou doe je het zelf. Hoor je dat? En dat is z? ontzettend gevaarlijk. In de rechtspraak is het ook vaak zo dat slechts in beperkt aantal gevallen over motieven geoordeeld moet worden om de simpele reden dat we dat meestal helemaal niet kunnen. Bij moord met voorbedachten rade of doodslag maakt het motief een heel verschil. Maar heel vaak kunnen we dat helemaal niet. Heel vaak stellen we vast: die of die heeft ingebroken en zo veel gestolen en dat is voldoende om hem te veroordelen. Wat voor motieven die had, of hij nou arm was of dat hij gewoon te lui was om te werken of wat dan ook, dat doet minder ter zake; sommige dingen mogen gewoon niet. Maar in het geestelijk vlak is het nog veel gevaarlijker om te oordelen over motieven en daarmee een ander in een bepaalde hoek te dringen terwijl je totaal niet in staat bent om iets te zeggen over wat er in zijn hart omgaat. Want we kunnen niet in die harten kijken. Het is al moeilijk genoeg soms om vast te stellen in een geest van zachtmoedigheid en nederigheid, die of die heeft dat en dat fout gedaan. Maar als je ook nog gaat vertellen dat zal hij wel daar en daarom gedaan hebben, en meestal is dat dan heel negatief, gaan we ver over de schreef. En laten we goed bedenken, mensen die zo rondgaan die een groot zelfbewustzijn hebben dat zij geroepen zijn om de hele wereld te corrigeren, dat ze op een dag voor de rechterstoel van Christus zullen staan en dan gaat Hij al die computers afspelen, vroeger zei ik altijd zijn bandrecorders maar ik moet af en toe dat natuurlijk een beetje aanpassen, al die databestanden worden dan afgespeeld, al die keren dat jij een oordeel had over een ander. Je wist allemaal zo precies van iedereen te vertellen wat ze verkeerd deden. En dan zegt de Here God: luister nou eens gewoon aandachtig naar hoe jij anderen beoordeelt en dan gaan we dat op jouzelf toepassen. Als we dat eens vaker zouden beoordelen, dat wat hier staat, vaak zouden bedenken dat wij met diezelfde maatstaven beoordeeld zullen worden. Als wat we doen naar andere mensen toe dan zouden we misschien al heel wat voorzichtiger zijn om te oordelen. Oordelen is ook vaak ongepast omdat de zaak niet belangrijk genoeg is. Romeinen 14, ik ga er niet over uitweiden maar in dat hele hoofdstuk daar gaat het over meningsverschillen over wat je wel en niet mag eten en drinken. Of je wijn mag drinken, ja of nee, of je niet cosher vlees mag eten, ja of nee of wat het ook is. Eigenlijk zegt Paulus daar moeten jullie je helemaal niet dik over maken. Daar gaat het niet over in het Koninkrijk Gods; het gaat over veel belangrijkere en actuelere dingen. Laat zitten! Soms is het ongepast omdat het gewoon niet belangrijk genoeg is. Laat gaan! Andere mensen moeten van jou ook zo veel accepteren en van mij ook. Waarom zouden wij dan niet ook van anderen een heleboel kunnen accepteren? De Bijbel zelf geeft ons daar voorbeelden van. Soms zijn er dingen die moeten genoemd worden maar vaak kun je beter het puntje van je tong afbijten. Want dan zou het weleens een splinter-balk verhaal kunnen worden. Mag ik u een voorbeeld geven? Een van de kenmerken van een puber, dat is nou juist zo schattig bij pubers - zitten hier pubers, want ik wil geen kwetsende dingen over ze zeggen, maar ??n van die leuke dingen is dat ze op een bepaalde leeftijd heel scherp de fouten van de ouders gaan zien. Nou, wij wisten dat allang natuurlijk dat wij die fouten hadden. Het is slechts het wachten op het moment dat het kind het ook door krijgt. Onherroepelijk moeten we allemaal daardoor heen; op een gegeven ogenblik krijgen ze ons door. Alleen, het leren kennen van hun eigen fouten duurt verscheiden jaren lang. En in die periode hebben ouders het soms lastig want die kinderen zeggen dingen tegen hen die terecht zijn. Ze moeten zeggen: ja, dat klopt, dat klopt. Die kinderen zien scherp. En je vrouw die is nog wel eens een beetje voorzichtig naar je toe, die probeert je nog te sparen in het algemeen, maar die kinderen niet. En je weet pas dat na een aantal het licht doorbreekt van h?, die dingen zitten ook in mij. Ik doe precies dezelfde dingen vooral als het overeenkomstige karaktertrekken zijn. Als mijn vader wel eens flink uithaalde naar ons met zijn stem, dan dacht ik bij mezelf: als ik kinderen heb dan zal ik het nooit zo doen totdat ik opeens mezelf betrapte. Ik luisterde naar mijn stem en ik denk: dat is de stem van mijn pa. Ken je dat? Nou, daar zit een aantal jaren tussen en dat zijn kritische jaren. En nu komt het geheim: sommige van ons blijven altijd in dat stadium steken. Dat zijn de mensen over die deze verzen gaan. Ze hebben heel, heel weinig oog voor de balk in hun eigen oog. Ze hebben heel veel oog voor de splinter in het oog van de ander. Dat is lastig. En dat is waar de Here Jezus het over zegt. Het is een vorm van geestelijk volwassenheid om te bedenken dat als je wat van een ander zegt er drie vingers naar jezelf wijzen. Ziende op uzelf, we kunnen het niet vaak genoeg tegen elkaar zeggen, Galaten 6:1, ziende op uzelf. En dit is zo'n moment. Als je zo je gedraagt dat de Here Jezus zegt: je bent een huichelaar. Een huichelaar is iemand die zich mooier voordoet dan hij werkelijk is. Ik zei u al, in het vorige hoofdstuk ettelijke malen, in vers 2 en verdere verzen, komt dat woord huichelaar voor. Maar daar gaat het altijd over de ander. In vers 16, de huichelaars; dat gaat altijd over de ander. Dit zijn discipelen van Jezus maar daarbuiten heb je een heleboel huichelaars maar ineens hier, pats, komt het naar de discipelen zelf. Pas op, jij kunt ook een huichelaar worden. Iemand die zich mooier voordoet dan hij is. Een huichelaar weet dat ook eigenlijk van zichzelf. Je hebt hier eigenlijk twee soorten mensen. Die mensen die niet eens doorhebben wat voor balk ze in hun oog hebben. Die zijn eigenlijk geen huichelaar, die zijn gewoon na?ef. Puberaal gebleven, weinig zelfkennis. Maar als je het van jezelf w?l goed weet ... Je hebt wel eens van die mensen die in de gemeente betrapt worden op seksuele zonden, moeten onder tucht gesteld worden en als je dan terugkijkt op hun bediening dan zie je dat waren ook altijd de mannen die daar tegen tekeer gingen. En als iemand er heel veel, heel vaak tegen tekeer gaat dan moet je bijna argwaan krijgen. Dat kon wel eens een vorm van compensatie zijn: hij reageert zich af. Hij weet namelijk hoe diep het in zijn eigen hart zit en daarom gaat hij er tegen tekeer bij anderen in de gemeente; eigenlijk om zijn eigen impulsen waar hij zich maar ten dele van bewust is te maskeren. Je bent of na?ef of je bent een huichelaar zegt Jezus als het ware, als je zo doet. Maar zoals gezegd, tegelijkertijd worden we allemaal verondersteld om te onderscheiden of iemand een hond is of een varken. Klinkt een beetje hard maar u begrijpt het wel. Het zijn de onreinen. Niet dat wij altijd zo rein zijn maar de onreine, het varken is in zichzelf, in zijn oude natuur door en door onrein. Dat zijn de mensen aan wie je het heilige niet moet geven. Iemand die een hond is of een varken is, kan een rein dier worden. Dat is bij God mogelijk. In de natuur kun je je dat niet voorstellen maar een hond kan een schaap worden, een varken kan een schaap worden. Maar als iemand zich honds of varkens gedraagt, moet je het heilige niet voor hem neerwerpen. Werpt uw parels niet voor de varkens. Er zijn allerlei toepassingen van te maken. Sommige mensen, als ze allerlei kritische vragen stellen over de Bijbel, dan je 'ik ben verplicht om daar altijd op te antwoorden' terwijl het alleen maar bedoeld is om jou belachelijk te maken. Vorige week belde of mailde, mailde geloof ik, iemand mij en die zegt: mijn kinderen doen altijd dat en dat, ze willen van het geloof niks weten maar ze doen dat en dat. Dat is verkeerd en het staat in de Bijbel. Moet ik ze dat voorhouden vanuit de Bijbel? Ik zei: nee! Rigoureus. Het enige wat je ze mag voorhouden, dat heb je waarschijnlijk al lang gedaan, dat is het evangelie. En dat moet je ook niet meer dan twee of drie keer doen en dan moet je ophouden. Dan weten ze het. Het zijn volwassen kinderen, ze moeten hun eigen keuzes maken. Maar het is totaal niet zinnig om ze allerlei Bijbelplaatsen voor te houden waarmee je hun gedrag probeert te corrigeren terwijl in feite ze nog niet eens de kern van de zaak begrepen hebben. Laat staan dat ze daaraan beantwoorden. Dat is nou ??n van de toepassingen. Je moet die dingen niet voor de honden werpen. Het eerste wat ze moeten doen is het evangelie aannemen en dan gaan we eens een keer over andere dingen praten waar de Bijbel het over heeft. En daar moet je dan niet meteen mee voor de dag komen want dat maakt een heel wettische indruk. Maar begin bij het begin. Als je met honden en varkens te maken hebt dan behandel je ze als zodanig en het positieve wat je aan ze te vertellen hebt is het evangelie maar we gaan niet onze geloofsopvattingen te grabbel gooien voor dat soort mensen. Nee, vooral als ze dat belachelijk willen maken. Nee, je hoeft niet overal te getuigen en als je getuigt dan moet je niet hun agenda accepteren maar de agenda van God. Ik bedoel dan hoef je niet altijd op hun vragen te antwoorden. Dan zeg je: vriend, ik heb voor jou maar ??n boodschap. Jij moet Jezus gaan navolgen en zolang je dat niet doet heeft het geen enkele zin om met jou over andere dingen te discussi?ren. Ik herinner me een heel treffend geval van vele jaren geleden. Waar ik een Bijbelstudie avond, elke veertien dagen in die tijd had, en er kwam een vreemde man binnen, een familielid. Ik kende hem helemaal niet en die begon meteen op een nogal arrogante manier me tegen te spreken. Nou was ik heel jong, ik was waarschijnlijk ook nog wel arrogant. En er ontspon zich een kleine discussie. Maar na twee minuten zei ik opeens: oh, ik heb een grote fout gemaakt (Ik speelde het een beetje hoor). Ik zei, ik heb een grote fout gemaakt. Ik ken u helemaal niet. Ik weet helemaal niet of u een kind van God bent. Wij zitten hier te discussi?ren over allerlei details. Het ging over de Statenvertaling en hoe goed die was of niet zo goed. Dat is parels voor de zwijnen werpen. Sorry hoor. Wat heeft het voor zin om met iemand te discussi?ren die niet eens kan zeggen dat hij een kind van God is. Die heeft heel andere prioriteiten in zijn leven. Ik moet niet zijn agenda volgen. Hij moet Gods agenda gaan volgen. Hij heeft de hele avond verder gezwegen. Heel kort daarna had ik de gelegenheid om persoonlijk met hem te spreken en dat gesprek heeft tot 03.00 uur 's nachts geduurd en toen kwam alle troep van zijn leven boven water en hij heeft zijn leven volledig aan de Here Jezus gegeven. Hij is een volgeling van de Here Jezus geworden. Hij is nu heel oud maar tot op de dag van vandaag. En daarna hebben we ook nog eens over andere dingen gepraat. Maar eerst het eerste waar het op aankomt. We gaan niet discussi?ren over de feilen en voortreffelijkheden van de Statenvertaling. Eerst moeten we praten: vriend, waar is jouw hart tegenover de Here God? Zo belangrijk. Ga daar nooit op in. Ga daar niet over discussi?ren. Sommige mensen vinden dat leuk; komt een Jehova's getuige, een Mormoon aan de deur: 'kom, even lekker een debatje'. Ze vergeten in de eerste plaats dat die ander er veel beter in getraind is dan zijzelf dus dat ze het waarschijnlijk zullen verliezen. Maar bovendien, het enige wat u ze hebt te vertellen dat is dat ze de Here Jezus moeten leren kennen en anders gaan ze voor eeuwig verloren. Dat is het enige. Nou, dit is uh, komt alweer iets moeilijks. Oh ... bidt en u zal gegeven worden. Zoekt en u zult vinden. Klopt en u zal worden opengedaan. Dit is nou zo'n typische Bijbeltekst die zo weinig overeenkomt met wat onze ervaring is. Ik denk dat iedereen in deze zaal wel eens gebeden heeft voor iets wat hij beslist niet gekregen heeft. Moet er trouwens bij zeggen dat sommige van ons ook dankbaar zijn dat de Heer dat gebed destijds niet heeft verhoord. Ik tenminste wel. En de meeste christenen kunnen zich zoiets wel herinneren. 't Is maar goed, zeggen we soms, dat Hij niet alles geeft waar we om bidden. En dat we niet alles vinden wat we zoeken. En dat niet elke deur waar we op kloppen voor ons opengedaan wordt. Hoe moeten we zo'n vers dan lezen? Nou, in de eerste plaats zou je kunnen zeggen: het is een zwart-wit tekst. Je moet hem weer vergelijken met alle andere Schriftplaatsen om de tekst te nuanceren. Maar ik denk dat er nog wel een paar andere aspecten aanzitten die we moeten bedenken. In de eerste plaats, in zekere zin, worden gebeden altijd verhoord. Verhoren betekent niet perse alleen maar dat God ons exact geeft wat we gevraagd hebben. Ik denk aan die mooie plaatsen in Filippenzen 4: 'Wees in geen ding bezorgd, maar al uw begeerten bekend bij God met dankzegging onder gebed en smeking'. En dan staat er niet: 'En God zal u geven de wensen van uw hart'. Dan staat er: 'en de vrede van God die alle verstand te boven gaat zal uw hart en gedachten bewaren in Christus Jezus'. Dat is ook verhoring. Als ik het bij God kan neerleggen en ik heb vrede in mijn ziel, heb ik het mooiste geschenk dat je elke gelovige op aarde zou toewensen. Ik durf niet altijd voor elke situatie om genezing te bidden maar ik durf altijd te bidden dat de mens, in wat voor situatie in het leven hij ook is, hij vrede in zijn ziel mag hebben. Dat is ook een verhoring van het gebed. Dat is ??n. Een tweede toepassing van dit vers is dat je de tekst ook zo zou kunnen lezen: wil je graag dat jou gegeven wordt dan zul je erom moeten bidden. Wil je graag dat je zult vinden, vraag jezelf dan eens af of je ooit wel echt gezocht hebt. Je hebt van die mensen: ja, ik zou God ook wel willen vinden. En dan is de vraag: maar waar zoek je eigenlijk wel echt? Nou herinnert me dit aan Jakobus 4 waar Jakobus schrijft: jullie hebben niet omdat jullie niet bidden. Een oud lied zegt: God wil gebeden zijn. Als er wensen in je hart zijn, heb je ze dan al eens bij de Here God gebracht? Hetzelfde vers in Filippenzen 4 zegt dat we al onze verlangens bij Hem mogen bekend maken. En als we dat niet doen omdat we daarin aarzelen of terughoudend zijn of ons afvragen of het niet te veel is en of we dat wel kunnen doen. Ja, dan moet je ook niet gek opkijken als je het niet krijgt. Jou zal worden opengedaan als je klopt. Jij zult vinden als je zoekt. Jij zult ontvangen als je tenminste bidt. En Jakobus voegt eraan toe: soms krijgen wij dingen niet omdat wij verkeerd bidden, dat kan ook nog. Als je wilt dat je zult vinden moet je op de goede manier kloppen. Als je wilt dat je zult ontvangen moet je op de goede manier bidden. Zijn er dan verkeerde manieren? Ja, 't is als die twee buurmannen die allebei een appelboompje hadden. En die ene groeide veel beter en toen zie hij: hoe komt het dat jouw boompje veel beter groeit dan die van mij? Nou, zegt hij: hoe bid jij dan? Nou ja, ik bid als het regent dat het droger mag worden en als het droog is dat er weer wat regen moet komen. Oh, zei die ander, maar jij zit God dus precies voor te schrijven wat Hij moet doen. Ik bid gewoon: Heer, wilt U mijn boompje zegenen en hoe U dat doet mag U helemaal zelf weten. Want Hij heeft er veel meer verstand van, van appelbomen, dan ik want Hij heeft ze gemaakt. 't Is maar een simpel voorbeeld. Maar Jakobus zegt in datzelfde hoofdstuk 4: bid je wel goed? Zit je niet de Here God te veel de wet voor te schrijven? Je mag al je verlangens bij Hem bekendmaken maar er staat bij: met dankzegging. 'k Citeer het net uit Filippenzen 4. Dat betekent ook: Here God, ik dank U dat U niet al mijn gebeden gaat verhoren. Want als U alles gaf wat ik vroeg dan zou dat veronderstellen dat ik volmaakt was om mijn eigen situatie te beoordelen en te weten wat ik nodig heb. Dus ik dank U bij voorbaat dat U sommige dingen niet zult verhoren omdat het niet goed is voor me. Dus je moet ook nog op de goede manier leren bidden. Je kunt maar niet alles vragen. Hij zal alle dingen laten medewerken ten goede maar Hij kan beoordelen wat die dingen zijn die medewerken ten goede en wat die dingen niet zijn. Nou, dat zijn een paar van die nuanceringen bij zo'n moeilijk vers, die je duidelijk gaan worden als je zo'n vers ziet in het licht van het verdere onderwijs in de Schrift. En ik heb daar maar een paar voorbeelden van genoemd. Maar ga er wel vanuit, dat mag je in elk geval zeggen, dat God het heerlijk vindt om te geven, als we vragen. Hij wil gebeden zijn. God zou ons het liefst elke zegen schenken in antwoord op gebeden. Hij wil gebeden zijn betekent: Hij wil dat we zelf gaan begrijpen dat we sommige dingen nodig hebben en Hem erom gaan vragen. Hij wil ze wel geven maar het liefst in antwoord op gebed. En zo is het ook met een vader. Hij wil z'n kind best brood geven maar hij wil zo graag dat dat kind het ook waardeert. Dat het kind juist ook bij hem komt om brood te vragen als het honger heeft. Dat het die ouders weet te vinden als het gaat om de levensbehoefte van het kind. Zo is het met God ook. Als je kind om een brood vraagt, geef je het geen steen. Als het kind om een vis vraagt dan geef je het geen slang. Wij vinden het heerlijk om onze kinderen te geven wat ze vragen zo lang het ten minste goed is voor die kinderen. Wel als dat met ons zo is. De Here Jezus zegt: als dan jullie die boos zijn, in Lukas 11 staat: als dan jullie die slechte ouders zijn. Want wij weten vaak niet goed wat goed is voor die kinderen. We weigeren ze dingen die we ze hadden moeten geven en we geven ze soms dingen waar ze om vroegen die we beter niet hadden kunnen geven. Maar als je het bij God de Vader doet, weet je zeker dat je goede gaven ontvangt. Hoeveel te meer zal uw Vader die in de hemelen is, goede gaven geven aan hen die Hem erom bidden. Het is h??l merkwaardig dat in de paralleltekst, ik noemde het al: Lukas 11, het is vers 13. Daar vindt u bijna dezelfde woorden maar dan staat er niet 'goede gaven'. Trouwens het woord gaven staat niet in de grondtekst, het is 'het goede' in het meervoud, maar daar wordt een heel speciale invulling aan gegeven. In Lukas 11:13 staat: "hoeveel te meer zal uw Vader in de hemel de Heilige Geest geven aan hen die Hem daarom bidden." Dat werpt natuurlijk een heel bijzonder licht op dit vers. Het welvaartsevangelie zoals we dat vandaag hier en daar vernemen, neemt soms zulke banale vormen aan. Als je God om een Ferrari vraagt en je meent dat echt en je doet dat in geloof dan krijg je er ook ??n. Nou, dan zijn wij een slecht land want ik zie zo weinig mensen met Ferrari's rijden. Maar het is zo onzinnig. Ten eerste, waarvoor hebt u een Ferrari nodig? Is dat alleen maar het gedrens van een klein kind dat kostbaar speelgoed wil hebben? Vader wil ons opvoeden; Hij wil ons helpen dat we leren om die dingen te vragen die we echt nodig hebben, die tot Zijn eer zijn en waar we zelf de meeste zegen van ondervinden en waarmee we zelf ook het meest tot zegen voor anderen kunnen zijn. Nou ja, Ferrari is een extreem voorbeeld maar in het algemeen. Alsof de Here Jezus hier met 'het goede' allereerst materi?le dingen zou bedoelen. Paulus zegt later in 1 Timothe?s, als wij kleding hebben en voedsel en onderdak, dan moeten wij daarmee tevreden zijn. Vandaag behoort tot de basisbehoeften ook een kleuren t.v. en een laptop, ok?, maar voor de rest moet je toch tevreden zijn met wat je hebt. Maar als je dan die tekst uit Lukas ernaast legt dan wordt het nog veel duidelijker. God wil ons het goede geven maar niet naar onze maatstaf. Het gaat er niet om ons verlangen naar speeltjes te bevredigen. Het goed is bovenal de Heilige Geest. En als je de Heilige Geest ontvangt, daar zit z? ontzettend veel in. Want de vervulling met de Heilige Geest dat is een belangrijk thema in het Nieuwe Testament. Het komt elke keer voor in het boek Handelingen. Want daarmee ben je ook een zegen voor anderen. Wie om een Ferrari bidt zit alleen maar voor zichzelf te rekenen. Als je wat geestelijk volwassener wordt ga je vooral bidden hoe je tot zegen kunt zijn voor anderen. Is het niet merkwaardig, nu we het over de Heilige Geest hebben, dat alle charismataal, alle gaven van de Geest, allemaal bedoeld zijn voor het welzijn van anderen, niet voor jezelf. Tongentaal lijkt een uitzondering, gaan we niet over uitweiden maar die gaven zijn allemaal voor een ander. Als jij bidt om de Heilige Geest, wat in de paralleltekst staat, dan bid je niet dat jij iets moois krijgt alleen maar want je ontvangt die Heilige Geest, je wordt vervuld met de Heilige Geest voor twee dingen: om God te eren en om anderen te dienen. En bij geen van beide voorbeelden ben jij het middelpunt. Het gaat erom God te eren en de ander te dienen. Als je dus God bidt, leer dan ook het goede te bidden. Bidt en u zult ontvangen, daar zit zoveel 'ja maren' aan en ??n daarvan: leer dan toch het goede te bidden. De discipelen vragen op een bepaald moment aan de Here Jezus: Heer, leer ons bidden. Nou zegt de Heer, dat wil ik jullie wel leren. Jullie gebeden moeten gaan over zeven punten. En dan krijg je het Onze Vader. O, denken wij, daar hebben we het eerder over gehad, nou weten we hoe we bidden moeten en die beginnen gewoon klakkeloos het Onze Vader te herhalen. Nee, het gaat om onderwijs. Deze zeven dingen daar moet het in gebeden over gaan. En alleen die middelste gaat over ons dagelijks brood, over onze noden en behoeften. Die andere, daar gaat het in de eerste plaats over eer van God in die eerste drie beden. En met die laatste gaat het over vergeving, maar ook om het vergeven van de schuldenaren. Dan komen ook anderen in beeld. Bidt en u zal gegeven worden. Ja, maar dan zal je toch eerst moeten leren bidden. Dan ga je zien wat de Vader je het liefste wil geven. Wat jammer dat we vaak niet vragen om datgene wat de Vader ons ook het liefste geeft. Dat zijn Zijn goede gaven die allemaal blijkbaar op ??n of andere wijze samenhangen met de Heilige Geest. Want daarin wordt God ge?erd. Als Paulus zegt in Efeze 5:18: 'wordt vervuld met de Geest' waarom is dat dan? Dat staat er pal achter: om God te loven, te prijzen en te danken en te aanbidden. Dat is naar boven toe. En als de Here Jezus in Johannes 7 zegt: wie in Mij gelooft, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien, dan staat erbij: dat gaat over de Heilige Geest, dat stroomt uit jou naar anderen toe. Dus als je de Geest ontvangt dan is dat tot eer van God en tot zegen van anderen. Als je om een Ferrari bidt dan gaat het om jouw plezier. Tenzij dat je bidt om een Ferrari voor de dienst in de gemeente. Nou, maar dan kun je met een mindere auto ook best toe. Begrijp je? Dat is het domme van het welvaartsevangelie in deze vorm hoor. Want een heleboel dingen worden welvaartsevangelie genoemd die het helemaal niet zijn. Als iemand zegt: God kan je ook financieel zegenen en je uit de financi?le perikelen halen dan noemt men dat ook al welvaartsevangelie. Dat is onzin. Maar mensen kunnen z? getraind worden om gericht te zijn op hun eigen materi?le verlangens die vaak helemaal niet geestelijk zijn. Dat is helemaal verkeerd. Het gaat hier over de goede daden waarin God ge?erd wordt en de naaste gezegend wordt en beide dingen zijn ook tot zegen voor jou. Maar dat staat niet voorop. Leer volwassen bidden, dat is de boodschap hier. Zo is het ook met het volgende vers, dat vers 12. Daarvan zegt de Here Jezus zelf: dat is de Wet en de Profeten. Dat wil zeggen, dit is nou de hele samenvatting van het Oude Testament. Het Oude Testament wordt vaak genoemd: Nieuwe Testament , de Wet en de Profeten, de Wet en de Profeten. Soms de Wet en de Profeten en de Psalmen want het Oude Testament bestaat uit drie delen. Maar eigenlijk is deze uitdrukking al genoeg. De Wet en de Profeten, dat is het hele Oude Testament. Als je nou vraagt: wat is nou de kern van het Oude Testament? Waar draait het nou om in Gods Wetten? Dan zou je kunnen zeggen: de liefde. Dat vond ik een goed antwoord. Dat lijkt me helemaal bijbels. Zowel in het Oude Testament wordt het geleerd en in het Nieuwe Testament nog veel duidelijker. De liefde. Maar liefde is ook een abstract begrip. Wat betekent dat, we moeten elkaar liefhebben? Dat is helemaal niet zo simpel. We moeten lief doen tegen elkaar, soms juist niet. Wat betekent het concreet? Nou, dan kun je je denk ik geen mooiere omschrijving voorstellen dan wat hier staat. Hoe bewijs je nou iemand liefde? Als je alles wat jij wilt dat de mensen jou zouden doen, als je dat hun ook zou doen. Ga dat maar voor jezelf na. Hoe wil je dat je behandeld wordt? Nou, zo behandel je een ander. Het kan niet mooier gezegd worden. Er wordt gezegd, vooral van joodse zijde, dit was helemaal niet origineel, dat zeiden de Rabbijnen ook al in die tijd. Maar de Rabbijnen zeiden het omgekeerd. En als wij het als spreekwoord herhalen zeggen wij het ook omgekeerd, in de negatieve vorm. "Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doet dat dan ook een ander niet." Er staat twee keer niet. Of althans ??n keer. Jawel, twee keer, klopt precies. Negatief, je wilt niet zo, je moet een ander niet zo behandelen zoals je zelf ook niet behandeld zou willen worden. Dat is nu weer typisch aangepast aan onze zondigheid. Behandel een ander niet slecht want dat wil je zelf ook niet. Maar de Here Jezus past zich niet aan aan onze zondigheid. Hij wil dat wij ons aanpassen aan deze hoge norm: hoe zou je willen dat andere mensen jou zouden behandelen?. We hebben een geweldig voorbeeld daarvan in het boek Esther, weet u wel, waar koning Ahasveros zegt tegen Haman: wat zullen we nu eens doen met iemand aan wie de koning eer wil bewijzen? Haman denkt dat slaat op mij, dus hij geeft een schitterende beschrijving die exact weergeeft hoe hij behandeld zou willen worden. Op het paard van de koning met het Koninklijke kleed en iemand die voor hem uitgaat en roept: zo doet de koning met de man die hij eer wil bewijzen. OK, prachtig zegt de koning, doe dat met de Jood Mordechai. Ga eens voor jezelf bedenken hoe je graag behandeld zou willen worden, ... door je vrouw, door je man, door je kinderen, door je ouders, door je mede broeders en zusters, door je collega's, door je baas, door je buren noem maar op, door de juffrouw achter het loket. Hoe zou je behandeld willen worden? Dat is een hele interessante studie. Werk het maar eens uit in vijfduizend woorden en als je klaar bent dan zeg je:alstublieft, zo moet jij nu andere mensen behandelen. Weet u waarom dit zo belangrijk is want een heleboel mensen die zullen straks voor de rechterstoel van Christus staan en zeggen: maar wij wisten uw wet niet, kenden wij niet. We hebben eruit de Bijbel nooit van gehoord of we hebben er wel van gehoord maar nooit in gekeken. Hoe wisten wij nu wat U van ons vroeg? Dus U kunt ons niet beoordelen naar maatstaven die wij nooit gekend hebben. Dat zou niet eerlijk zijn! C.S.Lewis schrijft ergens ok? dan zal God weer die, hij zei dan bandrecorders, Hij zal weer laten afspelen hoe wij over een ander geoordeeld hebben. Want het is verbazingwekkend hoe goed wij wel weten hoe andere mensen zich moeten gedragen. Dat zeggen we ook constant tegen elkaar: je zou dit en je zou zus en je zou zo. Dan zegt de Here God: heb je nooit Mijn wet leren kennen, heb je nooit in de Bijbel gelezen? Prima! Het enige wat ik hoef te doen is jou beoordelen naar de maatstaven waarmee jij andere mensen hebt beoordeeld. Want wij weten heeel goed hoe wij zouden willen behandeld worden door anderen: met respect met geduld noemt het maar op, een beetje vriendelijk. Nu zegt de Heer: dat is de norm. Ik vind het zo frappant, dit is geen Oosterse overdrijving, dit is gewoon de realiteit. DIT IS WAAR GODS WET OVER GAAT. Natuurlijk dit is alleen maar de tweede stenen tafel, want de eerste is: God liefhebben boven alles en de naaste als je zelf, dit gaat eigenlijk alleen maar over de tweede. Het Gaat hier over ons gedrag als mensen onder elkaar. Hoe gaan discipelen van Jezus met elkaar en met andere mensen om. Zoals Jezus dat deed. Hoe deed Jezus dat dan? Die behandelde andere mensen zoals mensen graag behandeld willen worden, met respect, met geduld, met vriendelijkheid, met welwillendheid noemt het maar op. Daar gaat het over. Als aan Hem gevraagd word: wat is de samenvatting van de wet , dan zegt Hij: God liefhebben boven alles en de naaste als jezelf, zo simpel als wat. Als je het aan Paulus en Petrus vraagt, ze komen allemaal met een soortgelijk antwoord in wat andere woorden maar daar komt het altijd op neer: Liefde. Hier vind je dat zo dichtbij gebracht, letterlijk weergegeven wat liefde inhoud. Dat gaat niet over emoties, dat tijdperk van de verpsygologisering van de liefde was nog niet aangebroken. Voor ons is liefde emotie, daarom zeggen we|: ik voel niets meer voor mijn vrouw we gaan maar uit elkaar. Maar dit gaat helemaal niet over gevoel, dit gaat over hoe je een ander behandeld. Het gaat er niet over wat je voelt voor die ander maar het gaat erom dat jij je liefde betoont, die je verschuldigd bent naar de maatstaven van God, doordat je die ander behandelt zoals jezelf ook behandeld zou willen worden. Als je niets meer voor je vrouw voelt behandel je haar niettemin zoals jezelf behandeld zou willen worden, dan heb je trouwens een goede kans dat die liefde ook weer terugkomt. Dat is juist het mooie daarvan, breng eenvoudig dit beginsel in praktijk. Liefde is geen emotie in de eerste plaats, het is een handelwijze. Het Jodendom gaat over doen en alle emoties die erbij komen, dat is allemaal mooi en aardig, dat heeft allemaal zijn plek, maar dat is secundair. HOE WIL JE DAT DE MENSEN JOU BEHANDELEN, DAT IS DE MAATSTAF VOOR JE LEVEN!!! Als je nu constant een tweede alarmklok in je hoofd inpast, dat als je iets tegen een ander doet waarvan je nooit zou willen dat een ander dat tegen jou zou zeggen of tegen jou zou doen dan gaat ie krrrrrrrt. Je moet dus constant spiegelen, dat is ook een vorm van geestelijke volwassenwording h?. Psychische maar ook geestelijke volwassenwording. Constant kunnen spiegelen: hoe komt mijn gedrag op een ander over, wat denkt die ander ervan, zou ik zelf ook zo aangesproken willen worden of behandeld willen worden? Daar gaat het over. Dit is de hele kern van de wet van Mozes en de hele kern van de wet van Christus. Mooi h? in ??n zo'n zin, en toen, wij er een spreekwoord van maakten, draaiden wij het weer om en maakten wij er iets negatiefs van. Tenslotte de twee wegen. Gaat in door de nauwe poort. Dit is ook weer zoiets moeilijks h?, want wij zijn natuurlijk allemaal verschrikkelijk evangelisch ook al bent u refo u bent toch allemaal evangelisch, doe je niks aan, dat wil zeggen: wat is het Evangelie, je moet de Here Jezus geloven. Je hebt niets in te brengen dan lege briefjes, en je hebt alleen maar je zonde, en je kunt niets, en je deugt nergens voor, je moet je overgeven in geloof. Hier wordt iets vreselijk doenerigs van ons verlangd. Je moet ingaan door de nauwe poort, een paraleltekst zegt in Lukas 13: je moet strijden om in te gaan. Je moet je best doen! Hoe moet je dat nu met elkaar rijmen? Het is allemaal genade, je kunt je alleen maar in genade overgeven en hier staat je moet vreselijk je best doen om een discipel te worden, dat kost strijd en de poort is nauw, je kunt jezelf net er doorheen wurmen, maar alle lasten die je met je mee torst, die moeten allemaal achterblijven, die kunnen niet door het poortje heen. Nou laten we in de eerste plaats bedenken dat de Here Jezus hier niet spreekt tot mensen die het Evangelie niet kennen. Dit is niet een vorm van Evangelieverkondiging, dit is onderwijs aan discipelen. Dat moet je altijd bedenken, dit is geen Evangelieverkondiging, de hele Bergrede is dit niet. Wat is de Bergrede wel het is onderwijs aan discipelen. Een discipel moet zich constant realiseren: om een discipel te zijn en te blijven heb je strijd nodig. Want er zijn constant machten in jou die proberen je ervan af te helpen, en vooral ook buiten jou die proberen jou van het discipelschap af te helpen. Die nauwe poort suggereert voortdurend dat er dingen zijn die je met je mee wilt torsen en dat moet je nu juist helemaal niet doen. Vergeet die Ferrari het is alleen maar een last op je nek, zou je niet eens moeten willen, past niet door dat kleine poortje, die auto is te groot. En zo zijn er een heleboel dingen die zijn te groot, die passen niet door dat poortje. Het is constant een strijd, het is een nauwe poort. Die brede weg daar hoef je niets aan lasten voor af te leggen, daar kun je jezelf lekker vasthouden aan je zonden. Lasten zijn geen zonden, die heb je dan ook nog eens een keer, denk maar aan Hebree?n 12 (laten we dan afleggen alle LAST en de zonde die ons licht omstrikt, dat zijn twee verschillende dingen. Lasten zijn op zichzelf niet zonden, maar voor een goede discipel of voor iemand die de renbaan wil lopen zijn ze wel een blok aan het been. Een rugzak is leuk voor wandelaars maar niet voor hardlopers, gooi hem af het is een last! Zo zijn er dingen die je gewoon moet los laten, op de brede weg hoeft dat allemaal niet. Dus die plaat van de smalle en de brede weg die deugt om twee redenen niet, gooi hem gauw weg, behalve uit nostalgie. Hij deugt in de eerste plaats niet omdat hij net suggereert dat het een Evangelieverkondiging is. Jij staat als zondaar voor die twee, daar heb je de smalle poort en daar heb je de wijde poort en je moet kiezen. Daar gaat het helemaal niet over dit is geen Evangelieverkondiging. Ten tweede als je kijkt wat er allemaal op die brede weg vertoond wordt voor afschuwelijke wereldse dingen, de spoortrein bijvoorbeeld, dat was in die tijd iets vreselijk werelds. De gelovigen maakten er altijd twintig jaar later gebruik van want die hebben eerst een hele strijd nodig voordat ze, pffff, daar overheen zijn dat ook gelovigen daar best gebruik van mogen maken. Er staan allemaal de verkeerde dingen aangetekend, want de dingen waar het hierover gaat zijn veel geniepiger, veel lastiger. Lasten die we met ons mee torsen. Dat is niet die trein of de schouwburg of wat het ook allemaal is daar langs de kant van die weg. Het geeft een totaal verkeerd beeld. De meeste van die problemen zijn niet die wereldse dingen die we onderweg allemaal tegenkomen, zijn de dingen die we met onszelf mee torsen en die niet door dat smalle poortje heen passen. Een discipel, ik ben het helemaal met u eens als je eenmaal een waarachtig gelovige bent, een wedergeboren kind van God, kan je niet verloren gaan, maar discipelen kunnen wel verloren gaan( dat moet u nog eventjes proberen te verwerken) Want een discipel heeft altijd te maken met wat iemand belijdt. Je hebt goede en slechte discipelen. Je hebt kwade en goede discipelen. Je hebt discipelen die uiteindelijk verloren gaan, werp hem in de buitenste duisternis. Discipel heeft te maken met jou uiterlijk getuigenis, jouw navolging, want het kan zijn dat je een huichelaar bent, dat je uiteindelijk buiten de boot valt. Daarom staat hier ook: smal is de weg die naar het leven leidt. Je bereikt dit leven pas als je die smalle weg tot het einde toe vervolgt. Weet u er zijn een heleboel discussiepunten onder Christenen die zijn heilloos, want ze zijn verkeerd gesteld die problemen. Kan een gelovige verloren gaan ja of nee? Dan zeg ik altijd het ligt eraan wat je bedoelt. Kan een wedergeborene verloren gaan? Dan zeg ik nee. Kan een Christen verloren gaan? Ja. We hebben twee-en-een-half miljard of drie miljard zowat, Christenen op aarde, nu daar gaan er een heleboel van verloren vrees ik. Iemand, die zich naar de naam van Jezus noemt, kan helaas toch verloren gaan. Zelfs al zouden we gezworen hebben dat hij er echt bij hoorde. Als je die smalle weg blijft gaan van de navolging van Christus tot het einde, dan zul je behouden worden. Wie volhardt tot het einde, dat is toch het Evangelie van Mattheus 24? Wie volhardt tot het einde zal behouden worden. Dus dat is nu zo'n onzinnige discussie, eens gered altijd gered ? ! Het is allebei waar al hangt het er vanaf vanuit welk gezichtspunt en dat is met zoveel van deze welles nietes problemen. De meeste evangelischen zeggen ja een waar gelovige kan verloren gaan en de meeste refo's zeggen een waar gelovige kan niet verloren gaan. Zinloos, want ze praten over verschillende dingen. Dat staat in het boekje over die vijf nijlpaarden. Het is een van die problemen, die daar uitgewerkt worden, waar mensen op zin- of onzinnige wijze ruzie over maken, omdat ze niet goed begrijpen dat ze het over verschillende dingen hebben. Als je die smalle weg verlaat en je komt toch weer op die brede weg terecht weet dan dat die brede weg eindigt in het eeuwig verderf. Als iemand zijn hele leven beleden heeft een gelovige te zijn en hij komt dan in ernstige zonde terecht, dan zal ik tot hem moeten zeggen de weg waarop jij je bevindt eindigt in het eeuwig verderf. Als hij tegen mij zal zeggen er is toch geen afval der heiligen dan zeg ik dat is waar maar er is wel een afval van onheiligen en daar hoor jij momenteel bij. Hoe waagt hij het om het woord heilige op zichzelf toe te passen. Als je leeft als een onheilige dan behandelen we je als een onheilige. Dus het is altijd enerzijds anderzijds. Niemand kan ze rukken uit mijn hand zegt de Here Jezus in Johannes 10. Ach dat is geweldig...... heerlijk!! Dat is de kan van de genade, van de soevereiniteit van God. Wat van Hem is laat hij nooit los. Dit is de kant van onze verantwoordelijkheid: wie volhardt tot het einde die zal behouden worden en als je niet volhardt tot het einde en je denkt tjonge het is toch wel makkelijker om weer op die brede weg te wandelen, weet dan dat die brede weg eindigt in het eeuwig verderf. Nauw is de poort en smal de weg dienaar het leven leidt en weinigen zijn er die hem vinden. Een heel bekende auteur die verwachtte dat slechts tien procent van de evangelische mensen in de hemel zouden komen. Hij liet zich niet uit over andere stromingen, want daar hoorde hij niet bij en dus daar wilde hij ook geen oordeel over vellen. Ik vind dit wel erg laag geschat, maar ik begrijp zijn punt. Smal is de weg die naar het leven leidt en er zijn weinigen die hem vinden. Sneu dat we met deze ernstige boodschap moeten eindigen, maar dit is onderwijs voor discipelen en als discipelen volwassen willen zijn zullen ze dit ook moeten horen. Dan zullen ze ook dit moeten horen: wie volhardt tot het einde zal behouden worden. Natuurlijk zeggen we meteen dat kunnen we niet in eigen kracht, natuurlijk dat is ook zo, maar daar gaat het even niet over. Als wij volharden tot het einde kan het alleen door de kracht van God en de kracht van de Heilige Geest, het kan alleen door Zijn bewaring en is het allemaal genade en zullen we Hem er voor danken en zullen we niet onszelf op de schouders kloppen. Het klopt allemaal het is allemaal waar, maar dat is niet de kant die hier belicht wordt Dit is de kant van de waarschuwing, de kant van de verantwoordelijkheid. SRTIJDT OM IN TE GAAN DOOR DE NAUWE POORT. WANT IN JOU EN OM JOU HEEN ZIJN ZO ONTZETTEND VEEL AANVECHTINGEN, die zeggen joh maak je het niet zo moeilijk! Hoeveel Christenen zeggen ja maar ik wil wel in de Here Jezus geloven, want wie wil er nu naar de hel, maar zo leven als zij daar doen nu dat hoeft niet hoor, je kunt toch ook gewoon doen. Als Paulus zegt in 2 Timotheus 4 : alle in Azi? hebben mij verlaten, alle Christenen in Azi? hebben mij verlaten, dacht u dan dat al die Christenen niet-christenen waren geworden, nee. Maar heel veel van die mensen zeiden blijkbaar: maar zoals Paulus leeft hoef je toch niet te leven je kunt toch ook wel gewoon doen. Moet je nu altijd zo extreem en zo toegewijd en prrr je kunt toch wel gewoon doen. Dat zijn de mensen die denken dat er tussen die smalle en die brede weg een half brede of een dubbele smalle weg loopt. Ze willen die brede weg niet maar die smalle ook niet. Daar moeten we het maar mee doen voor vandaag. De smalle of de brede weg, niet zoals op die plaat. Dit gaat niet over het Evangelie dit is een vraag voor u en mij als discipelen van Jezus: willen we graag achter Hem aan blijven gaan of lopen we gevaar om die smalle weg te verlaten en die brede weg weer op te zoeken. SMAL IS DE WEG DIE NAAR HET LEVEN LEIDT. |